Ingediend op 31/05/2016 om 17.16 uur Mening van juristen
Drie voorstellen zijn onlangs ingediend in de Kamer van Volksvertegenwoordigers om de euthanasiewet te wijzigen, op deze drie punten: de wilsverklaring, de medische beslissing en de clausule met betrekking tot gewetensbezwaren. Deze drie wetsvoorstellen dragen bij tot de uitbreiding van de vooruitgang van euthanasie, door enkele beperkingen weg te werken die tot dan daarmee tegenstrijdig waren, zowel in ruimte als in tijd.
1. Met het doel om zich te verzekeren van de blijvende wilsbeschikking van de patiënt die op het einde van zijn leven niet meer in staat is om zich uit te drukken, voorzag de wet van 2002 dat zijn voorafgaand verzoek om euthanasie een geldigheidsduur van vijf jaar zou hebben. Het huidige voorstel heeft tot doel een dergelijke verklaring onbeperkt te maken, omwille van, zo beweert men, de omslachtige procedure tot hernieuwing ervan. De ernst van de euthanasiedaad wordt op die manier in het bijzonder gebanaliseerd ten overstaan van de persoon die dat verzoek om euthanasie misschien twintig of dertig jaar voordien had ondertekend. Natuurlijk kan dit verzoek te allen tijde ingetrokken worden, maar als het wetsvoorstel goedgekeurd wordt, zou de ondertekenaar niet meer verplicht zijn om regelmatig de ernst van zijn verzoek in overweging te nemen. Alsof dit heel normaal geworden is.
2. De gewenste hervorming betreffende de medische beslissing heeft ook betrekking op het tijdsverloop, maar nu andersom: het gaat niet meer om het altijddurend maken van het verzoek van de patiënt, maar om de beraadslaging van de arts drastisch te verkorten.
De wet van 2002 voorzag dat wanneer de geraadpleegde arts weigert om euthanasie toe te passen, hij in de eerste plaats dit tijdig moet laten weten aan de patiënt, en daarna het medisch dossier van de patiënt moet meedelen aan de arts die is aangewezen om deze handeling uit te voeren. Hier verduidelijkt het wetsvoorstel dat de afwijzende beslissing binnen zeven dagen na het verzoek gegeven moet worden en dat het dossier binnen vier dagen na de weigering overgemaakt moet worden. Als men de aarzelingen en wendingen kent waar een verzoek om euthanasie doorheen gaat, en als men heel de portie van vertrouwen beseft die aan de basis moet liggen van de dialoog tussen arts en patiënt, kan men zich afvragen waarom het nodig is om de onderzoekstijd van de rechtmatigheid van het verzoek dat de patiënt tot de dood zal leiden, te herleiden tot een week.
Zou het, hier nogmaals, kunnen zijn om de normaliteit van de euthanasiedaad uit te breiden?
3. Doch de zwaarste klap tegen de eerbied voor het leven betreft niet de tijd, maar de ruimte. Als het derde wetsvoorstel aangenomen wordt, zou euthanasie toegepast moeten kunnen worden in alle ziekenhuizen van het Koninkrijk, zonder dat de directie het recht heeft om zich daartegen te verzetten.
Elke clausule waardoor een zorginstelling een arts zou verhinderen om euthanasie toe te passen binnen haar muren, zou als niet geschreven geacht worden. Deze wetswijziging is echter voorgesteld, volgens de bewoordingen ervan, om de gewetensclausule te waarborgen. Tot nu toe dacht men aan het gewetensbezwaar in termen van een verzorger die weigerde om de dodende handeling uit te voeren op de patiënt die hem erom vroeg. Nu breidt het wetsvoorstel de gewetensclausule uit tot de tegenovergestelde hypothese: die van de arts die zijn persoonlijk recht op gewetensvrijheid wil doen gelden om euthanasie toe te passen, terwijl de instelling waarin hij zijn beroep uitoefent, zich ertegen verzet. En opdat niemand er onkundig van zou zijn, bepaalt hetzelfde wetsvoorstel dat, in hun rechtsverhoudingen met het ziekenhuis, de artsen professioneel gezien volledig onafhankelijk moeten zijn in elke vorm van gezondheidszorg, met inbegrip van de ondersteuning van het levenseinde (waaronder dus euthanasie zelf).
Vijftien jaar geleden kregen we eerst te horen dat euthanasie toegestaan moest worden in uitzonderlijke omstandigheden ten overstaan van volwassen personen en gezond van geest; vervolgens dat een dergelijke ernstige handeling omringd zou worden door waarborgen met betrekking tot de procedure, die zouden toelaten om de overweging van alle betrokkenen te doen rijpen; ten slotte dat men de filosofie van de instellingen die dit weigeren, zeker zou respecteren. Nu de dood verder haar bewind uitbreidt, door fundamentele begrippen als "overweging", "beraadslaging", "geweten" of "gezondheidszorg" overhoop te halen, is het niet tijd om de alarmklok te luiden?
Een gepubliceerde mening in La Libre.be
door Xavier Dijon, emeritus hoogleraar van de Universiteit van Namen