Ingediend op 12/04/2013 om 12.51 uur Mening van zorgverleners
Psychiatrisch lijden is een zwaar lijden. Dat zal niemand ontkennen. Bij lichamelijk lijden behoudt men de mogelijkheid om met het lijden om te gaan, om het een plaats te geven in het leven, hoe moeilijk dit ook kan zijn, en de medische wetenschap is de laatste jaren sterk geëvolueerd om adequaat de fysische pijn te bestrijden. De palliatieve zorg is daar een voorbeeld van.
Bij psychiatrisch lijden ligt het allemaal moeilijker, omdat de mens juist dikwijls in zijn "coping"-mechanisme is aangetast. Psychiatrisch lijden verlamt, desoriënteert, vervreemdt de mens van zichzelf. Al boekt de medische wetenschap ook hier vooruitgang, en probeert men via verschillende andere therapeutische invalshoeken met het fenomeen "psychiatrisch lijden" om te gaan en therapeutisch, helend op te treden, toch moet men zich dikwijls beperken tot het onderdrukken van de symptomen en blijft de kern van het psychiatrisch lijden onbereikbaar.
Het is de taak van de psychiatrische zorgverlening om alles te doen om de patiënt te helpen, te ondersteunen, evenals de familie en de naasten. Want deze laatsten lijden mee met het vervreemdingsproces dat zich bij de patiënt voordoet.
In een dergelijk complex van lijden, van onmacht, van uitzichtloosheid, kan de vraag naar euthanasie klinken. Het is een vraag die men ernstig moet nemen. Maar tegelijk is het een kreet die in feite steeds een roep om hulp inhoudt. Men wil uit het leven stappen omdat men in de situatie waarin men zich bevindt alle kwaliteit verloren heeft. Maar wat bepaalt de kwaliteit van het leven? Is het niet steeds een complex van factoren die de graad van kwaliteit bepaalt, deze kwaliteit doet verhogen of verlagen? Is het dan niet aan de hulpverlener om op zoek te gaan hoe men, binnen de gegevenheid van het psychiatrisch lijden, toch nog elementen kan vinden die kwaliteitsverhogend kunnen zijn. Geestelijke gezondheidszorg is bewust een holistische gezondheidszorg, die zich niet op één element van de mens wil vastzetten, maar die steeds de totale mens in het vizier wil houden. De mens met zijn fysische, psychische, sociale en existentiële dimensies, de mens die streeft om zich te kunnen realiseren in diverse levensterreinen en die ingebed is in een gamma van relaties: dat is het mensbeeld dat de hulpverlener zich voor ogen houdt.
De vraag klinkt dan: hoe kunnen we multidisciplinair wegen exploreren om deze patiënt, die zijn leven uitzichtloos beschouwt en zijn lijden ondraaglijk ervaart, lichtpunten aanbieden om toch nog zin te vinden in zijn leven ? En daar zou men als team heel ver moeten kunnen in gaan, met als enig doel: hoe kunnen we deze mens in zijn lijden helpen. Daar kan men in feite nooit ver genoeg in gaan, en ik ben dankbaar als ik zie hoe medewerkers in de zorgverlening zich daar terdege bewust van zijn en er zich ook echt voor inzetten.
Als het gaat om de euthanasievraag, ben ik als katholiek overtuigd dat de beschermwaardigheid van het leven altijd op het zelfbeschikkingsrecht op het leven blijft primeren, en dat het derhalve aan hulpverleners nooit kan worden opgelegd te participeren aan een daad die niet strekt met hun geweten. Daarmee sluit ik niet uit dat we begrip kunnen hebben voor de vraag naar euthanasie, dat we deze vraag, zoals reeds aangegeven, ernstig moeten nemen, maar dat we als hulpverleners eerst en vooral moeten zoeken hoe we de persoon in kwestie kunnen helpen om te léven en om zijn levenssituatie te verbeteren zodat zijn lijden draaglijker wordt en zijn leven niet meer uitzichtloos schijnt. Misschien zijn we op deze weg nog niet ver genoeg gegaan. We kennen ook voorbeelden van mensen die heel diep zaten, en toch uit het dal opstegen, en nu dankbaar zijn dat hun toenmalige vraag naar euthanasie niet werd ingewilligd. We moeten ons ook de vraag durven stellen in welke mate een persoon met zwaar psychisch lijden de bekwaamheid heeft om dergelijke beslissing over zijn leven te nemen. En is de levensmoeheid die hier ter sprake komt juist ook geen symptoom naast andere symptomen dat om behandeling vraagt en niet zomaar als vraag om uit het leven te stappen moet worden beantwoord.
Ingaan op een euthanasievraag bij psychisch lijden kan m.i. nooit een therapeutisch antwoord zijn en zal altijd de bijklank behouden van therapeutisch falen. Dat kan toch nooit de geestelijke gezondheidszorg zijn waarvoor wij ons willen inzetten?