Ingediend op 18/12/2015 om 12.37 uur Mening van de burger
Theo Boer is hoogleraar ethiek van de zorg aan de Theologische Universiteit Kampen. Voor de Nederlandse ministeries van Volks-gezondheid en Justitie toetste hij bijna tien jaar euthanasiemeldingen in Nederland.
Met aandacht volg ik al jaren het Belgische euthanasiedebat.
Als ethicus zat ik bijna tien jaar lang in een van de vijf Nederlandse toetsingscommissies Euthanasie, de pendant van de Federale Evaluatie- en Controlecommissie in België. In de jaren 2005-2014 zag ik in totaal vierduizend dossiers. Elke commissie heeft regionale autonomie; zodra sprake is van een mogelijk baanbrekend oordeel, buigen vier andere commissies zich over hetzelfde dossier alvorens tot een definitief oordeel te komen. Uiteraard zijn er binnen en tussen de commissies discussies.
Ik sta op het standpunt dat de Nederlandse en de Belgische euthanasiewet een verworvenheid is. Maar dan wel op voorwaarde dat bij de uitvoering van de wet waar nodig ook aanpassingen kunnen plaatsvinden. Om die reden is het van belang om geluiden uit de praktijk serieus te nemen. De open brief van Bazan, Lemmens, Van de Vijver en anderen (DM 8/12) trok mijn aandacht omdat het me een nieuw en interessant gegeven lijkt in de maatschappelijke discussie. In die brief vragen de schrijvers zich namens een groep hulpverleners uit de psychiatrie af of de euthanasiewet wel passend is bij psychiatrische gevallen.
Zowel in Nederland als België zijn psychiaters huiverig om iemand te euthanaseren die nog jaren, soms zelfs decennia zou kunnen leven. De dood is immers definitief, euthanasie aan deze patiënten aanbieden kan een aanzuigende werking hebben en kan de therapietrouw ondermijnen. En elke euthanasie bij iemand die nog kansen op herstel en hervonden levenszin had, is er een te veel. De Nederlandse psychiater Boudewijn Chabot, die in 1994 zijn nek uitstak met de euthanasie op een depressieve vrouw en daarvoor veroordeeld werd, zegt grote moeite te hebben met de vanzelfsprekendheid waarmee bij deze patiëntengroep thans euthanasie wordt bepleit. Tekenend is dat in Nederland vorig jaar voor het eerst het aantal euthanasiegevallen bij psychische aandoeningen omlaag ging.
Wie schetst mijn verbazing dat het uitgerekend de voorzitter van de Federale Evaluatie- en Controlecommissie in België is die al op de dag van verschijning van de open brief in diverse media verklaarde dat de briefschrijvers ongelijk hebben. Ik neem hier niet alleen met droefenis kennis van - een relevant debat wordt zo in de kiem gesmoord - maar ook met bevreemding. Niet dat de mens, de burger en de oncoloog Wim Distelmans zich niet zou mogen profileren als voorvechter van het recht op euthanasie, maar deze Distelmans is nu eenmaal ook en vooral voorzitter van de Controlecommissie. Een rechtsprekende instantie, want dat is de Commissie, behoort zich te beperken tot de beoordeling van dossiers binnen de wet en niet tot het voeren van discussies over de wet.
De Belgische en de Nederlandse euthanasiewet zien euthanasie als buitengewoon medisch handelen, waarbij onder voorwaarden de strafbaarheid wordt opgeheven. Met zijn pleidooi voor een 'recht op euthanasie' en zijn afwijzing van de genoemde brief gaat Distelmans zijn mandaat te buiten. De aftredende voorzitter van de Nederlandse commissies, Willie Swildens, vertoonde zich uitsluitend in de media om het beleid van de toetsingscommissies uiteen te zetten. Politieke en ethische discussies liet zij aan anderen over. Daarmee gaf zij burgers en artsen, van welke politieke kleur ook, een ondubbelzinnig signaal dat commissies objectief werken en zich niet voor de kar van welke lobby ook laten spannen.
Nog opmerkelijker is het dat de commissie waarvan Distelmans voorzitter is de dossiers waar hij de uitvoerend arts is in behandeling neemt. Het is dezelfde Distelmans die onlangs in opspraak was vanwege een door hem verrichte euthanasie bij een psychiatrische patiënte. In Nederland is zoiets uitgesloten: een arts mag nooit commissielid zijn in de regio waar hij zijn praktijk voert. Ik heb in Nederland meegemaakt dat een arts-lid van een commissie een berisping van een andere commissie kreeg. En is de meldende arts van een van de leden een goede bekende, dan wordt dat lid van de zaak afgehaald. Zo anders gaat het in België. Uit mediaberichten begrijp ik dat Distelmans de bespreking van zijn eigen euthanasieën weliswaar niet leidt, maar er wel bij aanwezig is. Dat staat elke objectieve beoordeling in de weg. En zelfs al zou Distelmans de ruimte verlaten, dan nog weet iedereen dat het om een dossier van zijn hand gaat.
Onmisbaar voor een objectieve beoordeling van euthanasiedossiers is een scheiding van machten. De toetsing van euthanasie in België lijkt op de slager die zijn eigen vlees keurt. Dat is niet alleen binnen de Benelux niet te verkopen, ook internationaal is het een aanslag op de reputatie van de rechtspraak in de Lage Landen. Laat men die onverkwikkelijke rolverwarring aan de kaak stellen. Men kan nu eenmaal niet rechter en partij zijn, evenmin als dat men tegelijk kan toetsen en actievoeren.
Artikel uit De Morgen
13 december 2015